44
‘Nee, Bobby.’
‘Wat nou weer?’
‘Ik zei nee, capito? Haal dat daar weg.’
Hij keek haar aan en zuchtte. Daar was hij al bang voor geweest.
Sandra Straub was zonder twijfel de lekkerste meid die ooit naast hem in de auto had gezeten en Bobby, die eigenlijk Robert Hennings heette, kende een hoop mensen die veel voor een date met haar hadden gegeven.
Helaas kon ze ook tamelijk humeurig zijn. En nu was het weer zover. Goeie hemel, als ze er niet zo waanzinnig lekker uitzag, had hij haar nu uit de auto gezet.
‘Maar daarstraks wou je toch nog?’ protesteerde hij.
Zo snel gaf hij het niet op. Alles klopte. Ze zaten alleen in zijn auto, de Red Hot Chili Peppers speelden en verder was er niemand op de parkeerplaats van de Bloskliniek.
‘Nou en? Nu niet meer.’
‘Waarom dan niet?’
‘Ik ben van gedachten veranderd.’
‘Kom op nou,’ verzuchtte hij. ‘Zit me niet te dollen.’
‘Ik zit je niet te dollen,’ viel ze uit.
‘Zeg me dan tenminste waarom je ineens niet meer wilt.’
‘Het is walgelijk en het smaakt weerzinwekkend.’
‘Hoe weet je dat nou? Je hebt het nog niet eens geprobeerd.’
‘Ik heb genoeg aan mijn fantasie, nou goed?’
Hij keek haar aan met de blik die al veel meisjes om had gekregen – zijn verleidersblik, van vlak onder zijn wenkbrauwen. ‘Kom op, Sandy. Het is vast hartstikke leuk, zul je zien.’
‘Bobby, ik heb nee gezegd en dat blijft zo.’
‘Verdomme, ik kan er niet bij,’ steunde hij. ‘We zouden hier toch een beetje chillen?’
‘Dat kan toch ook anders?’
Ze wendde zich van hem af en wreef over het beslagen raam.
‘Ben je bang dat papa en mama ervan horen? Die slaan vast op tilt als ze horen dat hun lieve dochtertje blowt.’
‘Soms ben jij echt een klootzak, weet je.’
‘Hoezo? Ik heb toch gelijk? Wat zou meneer de hoogleraar ervan zeggen dat je hier met mij rondhangt? Houdt hij je studietoelage in?’
Ze keek hem boos aan en haar ogen fonkelden. ‘Lik mijn reet, Bobby! Ik heb echt geen zin meer. Als je geen nee kunt accepteren, breng me dan maar naar huis.’
Hij maakte een afwerend gebaar. ‘Jezus, zo bedoelde ik het niet. Ik…’
Opeens keek ze op en staarde door de beregende voorruit in het donker.
‘Wat was dat?’
‘Wat was wat?’
‘Daar schreeuwde iemand.’
‘Ik hoorde niets.’
‘Zet die kutmuziek eens uit.’ Ze boog zich snel voorover en draaide het volume omlaag.
‘Hé, wat doe je nou…’
‘Daar heb je het weer!’
Nu hoorde hij het gegil ook. Zonder twijfel een vrouw. Ze kon niet ver weg zijn.
Hij stopte de joint terug in zijn jasje, pakte de zaklamp van het dashboard en scheen ermee uit het zijraam. Behalve de parkeerplaats was er niets te zien, maar de kreten van de vrouw waren duidelijk te horen. Hoog en lang aangehouden galmden ze door de duisternis.
‘Fuck! Wat is daar nou aan de hand!’
Angstig keek Sandra hem aan. ‘We moeten haar helpen!’
Ook dat nog, dacht hij. ‘Mij niet gezien. Je dacht toch niet dat ik midden in de nacht door het bos ga lopen hollen?’
‘Geef me die zaklamp!’
‘Sandy, doe dat nou niet. Je weet toch niet wat er aan de hand is. Er liggen er daar twee te wippen en we…’
‘Klets geen onzin. Dat klinkt heel anders.’
‘Je moet het zelf maar weten.’
‘Geef me die stomme zaklamp nou, watje!’
Hij slikte. Dat was raak. ‘Oké, ik ga mee.’
Hij stak een hand uit naar het handschoenenvakje en pakte er een leren pakje uit. Toen hij het openvouwde, keek ze hem met grote ogen aan.
‘Wat is dat nou?’
‘Ja, wat denk je?’
Robert gooide het zeemleer op de achterbank, hield het pistool in het licht en laadde het door. Twee jaar geleden hadden een paar kerels uit de buurt hem een nogal pijnlijk pak slaag gegeven, en toen hij na een paar maanden weer kon lopen, had hij dit wapen versierd. Het zou hem niet nog eens gebeuren.
‘Verdomme, Bobby, doe niet zo stom! Is dat ding echt?’
Hij grijnsde tegen haar. ‘Wie is er nu bang? Hoe zit het, ga je nog mee?’
Ze stapten uit en liepen voorzichtig de kant op van het gegil dat met onregelmatige tussenpozen te horen was. En nu hoorden ze nog iets – klappen. Alsof er iemand op een stuk hout sloeg.
Om hen heen was het stikdonker, maar verderop in het bos was een lichtbundel te zien. Er leek een zaklamp te liggen.
Robert bleef staan. Hij hield zijn zaklamp bij de loop van het pistool en zwaaide er zoekend mee heen en weer, zoals hij het al honderd keer in de film had gezien. Hij zou niet schieten – in elk geval niet als het niet hoefde – en er zaten alleen maar losse flodders in het pistool, maar toch voelde hij zich nu verdomd cool. Met deze truc zou hij Sandy in elk geval weer terugkrijgen.
‘Hallo!’ riep hij, en hij probeerde zo zelfverzekerd mogelijk te klinken. Sandra schrok zich een hoedje en ging achter hem staan.
‘Hallo!’ riep Robert weer. ‘Hebt u hulp nodig?’
Ogenblikkelijk ging het licht in het bos uit en heel even was het doodstil. Robert liep verder. Alleen het soppen van zijn schoenen op de natte grond was te horen, en het zware ruisen van de dennen die heen en weer wiegden in de wind.
‘Waarom zegt ze niets meer, Bobby?’ fluisterde Sandra, en ze veegde de regendruppels uit haar gezicht. ‘Denk je dat ze…’
Een schaduw schoot door de lichtbundel. Sandra gilde en ook Robert deinsde terug. De gestalte verdween meteen in de struiken. Haastige voetstappen en het geruis van takken klonken na in het donker.
‘Shit!’
Robert begon te rennen en stopte bij de plaats vanwaar de gestalte was weggerend.
‘Bobby, wacht even! Laat me hier niet alleen!’
Sandra liep achter hem aan, struikelde over boomwortels en door struiken, en toen hoorde ze Roberts verbaasde uitroep: ‘Fuck! Wat is dat nou?’
Ze hield in, aarzelde en liep voorzichtig naar hem toe.
‘Is ze daar, Bobby? Is ze…’
‘Nee, maar moet je eens kijken.’
Hij hield de zaklamp op een boomstam gericht. De stam was bekrast en een deel van de schors lag eraf. Ernaast lag een dikke tak op de met dennennaalden bedekte grond. De tak was volkomen kapot, alsof iemand hem in tomeloze woede steeds weer tegen de stam had geslagen.
Met een ongelovig gezicht streek Robert door zijn haar. ‘Dat moet die gestoorde zijn geweest.’
‘Die uit de krant?’
‘Ja. Dit moeten we melden bij de politie.’
‘Nee, Bobby! Geen politie! Mijn ouders vermoorden me!’
‘Sandy, als het echt die vrouw was, dan moet je zoiets toch…’
‘Begrijp je het niet?’ viel ze uit. ‘Wat denk je wel dat je je op de hals haalt? Die willen alles precies weten. En als ze dan dat pistool en die dope bij jou vinden, barst de hel helemaal los.’
‘Ja, dat is waar.’ Hij knikte. ‘Ik dacht alleen… Maar eigenlijk is er ook niets gebeurd.’
‘Precies,’ beaamde ze. ‘Er liep een gek rond, en toen we kwamen kijken liep ze weg. Dat is alles. Bovendien weten we helemaal niet of het echt de vrouw uit de krant was. Het kan evengoed een patiënte uit de Boskliniek zijn geweest.’
‘Dan kun je wel even tegen je pa zeggen dat hij beter op zijn gekken moet passen.’
Robert scheen nog eens met de zaklamp over de grond en bekeek de gekneusde tak. Wie het ook was geweest, hij of zij moest met een verbazingwekkende kracht tekeer zijn gegaan.
Hij liet de lichtbundel over de bomen gaan. Die gek was weggelopen of ze had zich voor hen verstopt. Hoe dan ook, het was geen prettig gevoel.
‘Oké,’ zei hij. ‘Dan gaan we er maar weer vandoor. Het is hier behoorlijk creepy.’
‘Ja, Bobby. Laten we alsjeblieft gaan. Ze moet hier nog ergens zijn. Ik voel het.’
‘Hoor je haar ergens?’
‘Nee.’
‘Nou, kom dan.’
Zo snel als in het donker mogelijk was, liepen ze terug naar de auto. Steeds weer keek Robert achterom en richtte het pistool op gestalten die bomen en struiken bleken te zijn. Met Sandra naast zich hing hij wel de grote jongen uit, maar hij voelde zich pas weer veilig toen hij met luid brullende motor van de parkeerplaats wegscheurde.
Van een afstandje keek Jana de twee jongeren na. Ze hurkte achter een struik en ademde nog steeds met horten en stoten, deels van de opwinding, deels vanwege de waanzinnige woede die in haar tekeerging.
Het had haar maar weinig geholpen om de haat uit te schreeuwen. Ze had gedacht dat het haar zou opluchten, maar het was juist andersom. Haar boosheid werd alleen maar groter.
In haar blinde woede had ze vooral een behoorlijk risico genomen. Wat zou er zijn gebeurd als die twee haar te pakken hadden gekregen? Die jongen had een pistool gehad. Het zou onvoorstelbaar zijn geweest als ze zich gedwongen had gezien…
Nee, daar moest ze niet aan denken. Het was voorbij en ze had eens te meer geluk gehad. Maar van nu af aan mocht ze niet meer op geluk rekenen. De tijd was gekomen om eindelijk tot actie over te gaan. In elk geval was ze nu precies op dat punt aangekomen waar ze altijd al naartoe had gewild.
Mijn plan, dacht ze. Mijn plan! Dat is het enige wat nog telt! Alleen moet ik het een klein beetje veranderen.